De geschiedenis

Darjeeling
Rond 1800 strekte het koninkrijk van Sikkim zich uit van de Terrai ter hoogte van de stad Siliguri tot aan de grens met Tibet. In het westen vormde Nepal de grens terwijl de oostelijke grens werd gevormd door het Pangolia gebergte dat de scheidingslijn vormde tussen Sikkim, Tibet en Bhutan. Het koninkrijkje was slechts spaarzaam bewoond en voorzag min of meer in zijn eigen behoefte door landbouw en extensieve veeteelt. Militair was het echter geen partij, noch voor de Nepalezen noch in hun strijd met Bhutan. In de verschillende oorlogen met Nepal en Bhutan raakte het koninkrijk steeds meer van haar grondgebied kwijt. Hierdoor zag de Chogyal van Sikkim zich genoodzaakt steun te zoeken bij de Engelsen, met name bij de East India Company.

In de strijd tussen Nepal en de Engelsen in 1814-1816 koos Sikkim dan ook de kant van de Engelsen in de hoop de gebieden die het aan Nepal had verloren weer terug te krijgen. De Nepalese Gurkhas werden verslagen maar bij het verdrag van Sagauli dat na afloop van de strijd werd ondertekend was Sikkim niet van de partij en grote delen van het door Nepal op Sikkim veroverde gebied bleef in Nepalese handen. Een jaar later, in 1817 sloten de Engelsen een verdrag met de Chogyal van Sikkim. Dit verdrag, het verdrag van Titalya, gaf een aantal gebieden terug aan Sikkim, maar een aantal gebieden in de Terrai hielden de Engelsen zelf (waaronder het vruchtbare gebied Dobgang). In woord onderschreven ze de soevereiniteit van het koninkrijk, in daad ontnamen ze het een aantal gebieden en ontnam het verdrag Sikkim feitelijk zijn onafhankelijkheid. Zo verordonneerde het verdrag dat Sikkim bij conflicten met andere mogendheden de arbitrage van de Engelsen diende te zoeken en hun uitspraak te accepteren. Ook moest de Chogyal in geval van conflicten van zijn onderdanen met Nepalezen en anderen wederom de arbitrage en de uitspraak van de Engelsen zoeken en accepteren.

Hier deed zich een probleem voor in 1826 toen de eerste minister van Sikkim, Bho-lot, bruut vermoord werd en de moordenaars en hun aanhangers Sikkim ontvluchtten en naar Nepal trokken. Van daaruit voerden ze geregeld aanvallen uit op dorpen in Sikkim. Na een aantal vruchteloze pogingen om de bandieten terug naar Sikkim te halen wendde de Chogyal Tsudphud Namgyal zich tot de Engelsen. Captain George Lloyd en J.W Grant, de Commercial Resident van Malda werden uitgestuurd om een onderzoek in te stellen. In februari 1829 bereikten ze Darjeeling, toen een Lepcha gehucht. Beide mannen waren onder de indruk van het gebied en de mogelijkheden die het bood voor een ´Hill Station´ waar de Britten de hitte van de vlakten konden ontvluchten en waar een sanatorium zou worden kunnen gesticht. Beide mannen waren de eerste Europeanen die voet zetten in Darjeeling.

Het onderzoek naar de gevluchte bandieten werd in deze periode niet opgelost, de Engelsen zagen weinig heil in het nazitten van Sikkimese vluchtelingen op Nepalees grondgebied, dat ook nog eens door Sikkim geclaimd werd.

De mogelijkheid van een ´Hill Station´ werd echter nauwkeurig onderzocht en in 1835 werd Lloyd, nu Major, op zijn tocht naar de Chogyal een brief meegegeven waarin de koning van Sikkim om de Darjeeling heuvel werd gevraagd ´tegen een waarde die beide partijen redelijk achten´. Lloyd ontmoette de Chogyal op 19 februari 1835 bij de rivier de Teesta. De Chogyal had weinig baat bij de Darjeeling heuvel en wilde het gebied wel aan de Engelsen schenken. Als tegenprestatie verlangde hij een aantal gebieden terug: het gebied tussen de Kankai en Mechi rivier en het gebied Dobgang terug van de Engelsen, dit was Sikkimees territorium en deze eis was niet meer dan redelijk in zijn ogen. Daarnaast verlangde hij de hulp van de Engelsen bij het oplossen van het bandietenprobleem. De Chogyal informeerde Lloyd een aantal dagen later dat ´als zijn verzoeken gehonoreerd zouden worden hij uit vriendschap Darjeeling aan de Engelsen zou schenken´. Dit was inderdaad een gebaar uit vriendschap want in zijn ogen kreeg hij slechts gebieden terug die aan Sikkim behoorden. De enige compensatie die hij van de Engelsen verwachtte was hun hulp bij het probleem van de criminele vluchtelingen. Na een aantal dagen onderhandelen bleef slechts de eis van het gebied Dobgang over. Lloyd vertrok in gezelschap van de Dewan, de eerste minister van Sikkim, voor de terugtocht naar Calcutta. In zijn bezit had hij een brief van de Chogyal waarin de overeenkomst uiteen gezet werd. De brief was echter geschreven in Lepcha. Daarnaast werd in de brief niet gesproken over de oppervlakte van het gebied dat aan de Engelsen zou worden geschonken. Lloyd stuurde derhalve een brief naar de Chogyal waarin hij het gebied van grenzen voorzag. In deze brief werd slechts melding gemaakt van de schenking van het gebied van Darjeeling uit vriendschap, de tegeneis van de Chogyal werd bewust of onbewust weggelaten. De Chogyal, die vertrouwen had in Major Lloyd, voorzag de brief van zijn koninklijk stempel en bezegelde zo de overeenkomst. De schenking van Darjeeling was nu niet meer slechts de heuvel waarop het gehucht Darjeeling lag, maar een gebied van 30 mijl in lengte en 10 mijl in breedte. De brief die Lloyd naar Calcutta stuurde maakte echter geen melding van de omvang van het gebied, noch vermeldde hij dat hij het zegel van de Chogyal al onder de overeenkomst had.

In Calcutta werd het nieuws daarom met weinig enthousiasme ontvangen. Het gebied werd geheel omsloten door Sikkimees grondgebied en er zouden verdere onderhandelingen nodig zijn om grondgebied te verkrijgen voor de aanleg van wegen naar Darjeeling. Lloyd werd te verstaan gegeven dat verdere onderhandelingen over Darjeeling onnodig waren en dat hij die moest nalaten. Er gingen een aantal maanden voorbij. In oktober 1835 ontving de raad in Calcutta een brief van Lloyd die insloeg als een bom. Lloyd schreef dat hij in augustus (dit was een pertinente leugen) de overeenkomst over de schenking van Darjeeling (ook dit was slechts een gedeeltelijke waarheid) aan de East India Company van de Chogyal had ontvangen en dat deze nu in zijn bezit was. De majoor claimde dat zodra hij de overeenkomst had ontvangen hij een brief terug had geschreven naar de Chogyal waarin hij meldde dat het onmogelijk was om Dabgong terug aan Sikkim te geven aangezien het gebied in andere handen, namelijk de Radja van Julpye Gooree, was overgegaan. Mocht de Chogyal de schenking willen handhaven dan zou hij, Majoor Lloyd, dit naar de raad in Calcutta communiceren en hun besluit in de zaak afwachten. In zijn brief naar de raad in Calcutta schreef Lloyd tenslotte dat hij wachtte op antwoord van de Chogyal maar dat die naar Tibet was vertrokken. In het verhaal van Lloyd zitten echter een aantal gaten: hem was in mei van 1835 al verteld dat er geen sprake zou kunnen zijn van de teruggave van Dabgong aan Sikkim. Als Lloyd dit aan de Chogyal had vermeld dan zou die dat op zijn laatst in juni hebben kunnen weten en zou hij geen enkele reden hebben gehad om de overeenkomst in augustus aan Lloyd te doen toekomen. Dat de Chogyal in oktober naar Tibet zou zijn vertrokken is zeer onwaarschijnlijk, de Tibetaanse winter stond voor de deur en reizen was misschien niet geheel onmogelijk, maar op zijn minst zeer oncomfortabel en gevaarlijk.

In 1836 ontving Lloyd een schrijven van de Chogyal die een kroon betekende op zijn werk:

´You have many times written about Darjeeling but last year the grant of Darjeeling under my red seal was delivered to you through my vakeels and there can never be any departure from that gift by my government´.

In de cultuur van Sikkim was woord een woord waar men niet meer op terugkwam, dit ging tegen het eergevoel in.

Lloyd had weinig last van eergevoel of geweten want hij stuurde de brief, samen met zijn vertaling, en de overeenkomst, door naar Calcutta. Zijn interpretatie maakt geen melding meer van een tegenprestatie en hij beval de raad aan het ´geschenk´ te accepteren en de Chogyal een ´handsome present´ te sturen.

De Chogyal ontving een brief van de raad waarin zij het vriendschappelijke geschenk gaarne accepteerden, maar dat er van teruggave van land geen sprake kon zijn. De brief bevatte ook het waardevolle geschenk van de East India Company: een dubbelloops geweer, een enkelloops geweer, 20 meter rode katoen, en een viertal sjaals. De Chogyal accepteerde dit geschenk, zeer waarschijnlijk in de veronderstelling, niet geheel ten onrechte, dat het ´redelijk tegengeschenk´ nog zou volgen.

Toen dit tegengeschenk niet volgde verslechterde de relatie tussen de Chogyal en de Engelsen.

De Engelsen boden aan jaarlijks 3.000 roepies aan de Chogyal te betalen, hetgeen een slag in het gezicht van de trotse Chogyal was.

In Darjeeling werd dr. Campbell aangesteld als Superintendent. Hoewel een zeer kundig man met visie voelde hij zich ver verheven boven de in zijn ogen achterlijke bevolking van Sikkim. Zijn arrogante en hooghartige houding heeft de relatie met Sikkim nog verder verslechterd. Hij wist de fout echter altijd bij de Sikkimezen te leggen en kreeg het zover dat Sikkim in 1850 werd binnengevallen door de troepen van de East India Company na een incident waarbij de Superintendent van Darjeeling en een gerenommeerde wetenschapper dr. Hooker tijdens hun reis door Sikkim onderworpen werden aan ´ontvoering, gevangenneming en vernedering´. Vergeten werd te vermelden dat zij zich in Sikkim begaven zonder toestemming van de Chogyal, en in feite de toestemming voor hun reis door Sikkim uitdrukkelijk verboden was. Sikkim was uiteraard geen partij voor de troepen van de Engelsen en in 1861 werd Sikkim wederom tot een vernederend verdrag gedwongen. Ditmaal werd Darjeeling formeel geannexeerd en kwam het onder Engels bewind. Het probleem van de schenking was opgelost. Darjeeling was voortaan Engels grondgebied.

De geschiedenis van Sikkim

De geschiedenis van Sikkim is gehuld in mythes en legenden. In de 8ste eeuw voorspelde de beroemde Guru Padmasmbava, (Guru Rimpoche) dat Sikkim ooit zou worden overspoeld door het boeddhisme. Deze voorspelling kwam uit in de 17de eeuw toen de Tibetaanse Lama Lhatsun Chempo na een visioen besloot om met een aantal volgelingen naar het zuiden te reizen, naar Beyul Demozong, de ´vallei van de rijst´. Hij leidde zijn volgelingen naar de grens van Tibet en nadat hij tijdens een meditatie de weg naar beneden had gevonden daalde het gezelschap af naar Sikkim.

In Sikkim ontmoette de Lama twee andere Lama’s, Sempa Chempo en Rigzing Chempo die beide ook een visioen hadden gehad. De drie ontmoetten elkaar op een plaats die nu Yuksam wordt genoemd, ´de plaats van de Drie Wijzen´.

De van Guru Rimpoche opgetekende voorspelling maakte melding van ´een man in het oosten, een nazaat van de dapperen uit oost Tibet en hij draagt de naam Phuntsog´. Na wijs beraad besloten de drie Lama’s naar deze man op zoek te gaan. Ze vonden in het oosten inderdaad een man met de naam Phuntsog, de achterkleinzoon van Kye Bumsa, en deze man werd in 1642 tot koning, Chogyal, van Sikkim gekroond. Phuntsog nam de familienaam Lhatsun Chempo aan en vormde het koningshuis Namgyal.

Deze legende vertelt niet alleen het verhaal van de komst van het boeddhisme naar Sikkim, het verstevigt ook de band tussen de Lepchas en de Bhutias, de hoeksteen van de samenleving van Sikkim

De Chogyal regeerde met succes over de agrarische samenleving tot de 18de eeuw toen Nepal aanvallen uitvoerde op het koninkrijk. De troepen van de Chogyal waren geen partij voor de stoere Nepalezen en Sikkim verloor gebied aan Nepal.

Met de komst van de Britten naar India en de voet van Himalaya veranderde de situatie. De Engelsen versloegen de Nepalese Gurkhas in 1817 en sloten een verdrag met hen. Delen van Sikkim die door Nepal waren veroverd werden terug gegeven aan het koninkrijk van de Chogyal, maar de Britten hielden een aantal gebieden in eigen beheer en namen na een verdrag met de Chogyal in feite het bestuur over het koninkrijk over.

De Britten wisten Darjeeling aan de Chogyal te ontfutselen in 1835 en kregen daarmee vaste voet in het koninkrijk. De ´gift´ van Darjeeling aan de Engelse East India Company bleef echter controversieel en na militaire conflicten met de Chogyal werd het gebied officieel geannexeerd in 1861.

Na de ´gift van Darjeeling´ was de instroom van Nepalese arbeiders in het gebied zozeer toegenomen dat de Chogyal zijn koninkrijk bedreigd voelde en hij protesteerde heftig bij de Engelsen. Die voelden echter niet voor het indammen van de immigratie want de arbeidskrachten waren nodig voor de theeplantages in Darjeeling, die een goudmijn bleken te zijn.

Handelsmogelijkheden met het ongerepte Tibet leken nu mogelijk en de Britten begonnen wegen aan te leggen in het koninkrijk Sikkim. De Tibetanen werden hierdoor onrustig en vielen Sikkim binnen in 1886 waarbij ze het plaatsje Lingtu een tijdlang bezet hielden. Twee jaar later vielen de Tibetanen Gnathang binnen maar werden verslagen door de Engelsen. In 1890 sloot China een verdrag met Engeland waarbij de Chinezen afstand deden van alle aanspraken op Sikkim in ruil voor controle over Tibet.

Claude White was de eerste ´Political Officer´ die het bestuur voerde over Sikkim. Deze situatie bleef tot 1949 bestaan toen de functie hernoemd werd tot Dewan en die bekleed werd door Indiase functionarissen. De Dewans bleven Sikkim, in naam samen met de Chogyal, besturen tot 1973.

De bevolking van Sikkim was zozeer toegenomen met Nepalese immigranten dat zij nu de grootste bevolkingsgroep vormden in het koninkrijk. Zij voelden zich echter gediscrimineerd en vonden dat zij weinig politieke rechten hadden. Verkiezingen werden gehouden en na een referendum veranderde de status van Sikkim van ´protectoraat´ in ´geassocieerde deelstaat´. In 1975 werd Sikkim officieel onderdeel van India.